CMR Verdrag betreffende de overeenkomst tot internationaal vervoer van
goederen over de weg (CMR)
Preambule
De Verdragsluitende Partijen,
Erkend hebbende het nut om de voorwaarden van de overeenkomst tot internationaal vervoer
van goederen over de weg, in het bijzonder voor wat betreft de voor dit vervoer te gebruiken
documenten en de aansprakelijkheid van de vervoerder, op eenvormige wijze te regelen,
Zijn overeengekomen als volgt:
HOOFDSTUK I Toepasselijkheid
Art. 1.
- Dit Verdrag is van toepassing op iedere overeenkomst onder bezwarende titel voor het
vervoer van goederen over de weg door middel van voertuigen, wanneer de plaats van
inontvangstneming der goederen en de plaats bestemd voor de aflevering, zoals deze zijn
aangegeven in de overeenkomst, gelegen zijn in twee verschillende landen, waarvan
tenminste één een bij het Verdrag partij zijnd land is, ongeacht de woonplaats en de
nationaliteit van partijen. - Voor de toepassing van dit Verdrag wordt onder ,,voertuigen” verstaan: de motorrijtuigen,
gelede voertuigen, aanhangwagens en opleggers, zoals deze zijn omschreven in artikel 4 van
het Verdrag nopens het wegverkeer van 19 september 1949. - Dit Verdrag is eveneens van toepassing, indien het vervoer, dat binnen zijn werkingssfeer
valt, wordt bewerkstelligd door Staten of door Regeringsinstellingen of -organisaties. - Dit Verdrag is niet van toepassing:
a. op vervoer, bewerkstelligd overeenkomstig internationale postovereenkomsten,
b. op vervoer van lijken,
c. op verhuizingen. - De Verdragsluitende Partijen komen overeen, dat dit Verdrag niet door bijzondere
overeenkomsten, gesloten tussen twee of meer van haar, zal worden gewijzigd, tenzij om aan
de werking daarvan haar grensverkeer te onttrekken of om voor vervoer, dat uitsluitend over
haar grondgebied plaats heeft, het gebruik van een de goederen vertegenwoordigende
vrachtbrief toe te staan.
Art. 2. - Wanneer het voertuig, waarin de goederen zich bevinden, over een gedeelte van het traject
wordt vervoerd over zee, per spoor, over de binnenwateren of door de lucht, zonder dat de
goederen – behoudens ter toepassing van de bepalingen van artikel 14 – uit dat voertuig
worden uitgeladen, blijft dit Verdrag niettemin van toepassing op het gehele vervoer.
Voorzover evenwel wordt bewezen dat verlies, beschadiging of vertraging in de aflevering
van de goederen, ontstaan tijdens het vervoer op andere wijze dan over de weg, niet is
veroorzaakt door een daad of nalatigheid van de wegvervoerder en voortspruit uit een feit, dat
zich alleen heeft kunnen voordoen tijdens en tengevolge van het vervoer anders dan over de
weg, wordt de aansprakelijkheid van de wegvervoerder niet bepaald door dit Verdrag, maar
op de wijze waarop de aansprakelijkheid van de niet-wegvervoerder zou zijn bepaald, zo een
vervoerovereenkomst tussen de afzender en de niet-wegvervoerder tot vervoer van de
goederen alleen zou zijn afgesloten overeenkomstig de wettelijke bepalingen van dwingend
recht betreffende het vervoer van goederen op die andere wijze. Bij gebreke van dergelijke
CMR Verdrag
1
bepalingen wordt de aansprakelijkheid van de wegvervoerder echter bepaald door dit
Verdrag. - Indien de wegvervoerder zelf het gedeelte van het vervoer dat niet over de weg plaats vindt
bewerkstelligt, wordt zijn aansprakelijkheid eveneens bepaald volgens het eerste lid, als
werden zijn hoedanigheden van wegvervoerder en niet-wegvervoerder uitgeoefend door twee
verschillende personen.
HOOFDSTUK II Personen voor wie de vervoerder aansprakelijk is
Art. 3.
Voor de toepassing van dit Verdrag is de vervoerder, als ware het voor zijn eigen daden en
nalatigheden, aansprakelijk voor de daden en nalatigheden van zijn ondergeschikten en van
alle andere personen, van wie hij zich voor de bewerkstelliging van het vervoer bedient,
wanneer deze ondergeschikten of deze personen handelen in de uitoefening van hun
werkzaamheden.
HOOFDSTUK III Sluiting en uitvoering van de vervoerovereenkomst
Art. 4.
De vervoerovereenkomst wordt vastgelegd in een vrachtbrief. De afwezigheid, de
onregelmatigheid of het verlies van de vrachtbrief tast noch het bestaan noch de geldigheid
aan van de vervoerovereenkomst, die onderworpen blijft aan de bepalingen van dit Verdrag.
Art. 5. - De vrachtbrief wordt opgemaakt in drie oorspronkelijke exemplaren, ondertekend door de
afzender en de vervoerder. Deze ondertekening kan worden gedrukt of vervangen door de
stempels van de afzender en de vervoerder, indien de wetgeving van het land, waar de
vrachtbrief wordt opgemaakt, zulks toelaat. Het eerste exemplaar wordt overhandigd aan de
afzender, het tweede begeleidt de goederen en het derde wordt door de vervoerder behouden. - Wanneer de te vervoeren goederen moeten worden geladen in verschillende voertuigen of
wanneer het verschillende soorten goederen of afzonderlijke partijen betreft, heeft de afzender
of de vervoerder het recht om te eisen, dat er evenzoveel vrachtbrieven worden opgemaakt als
er voertuigen moeten worden gebruikt of als er soorten of partijen goederen zijn.
Art. 6. - De vrachtbrief moet de volgende aanduidingen bevatten:
a. de plaats en de datum van het opmaken daarvan,
b. de naam en het adres van de afzender,
c. de naam en het adres van de vervoerder,
d. de plaats en de datum van inontvangstneming der goederen en de plaats bestemd voor de
aflevering der goederen,
e. de naam en het adres van de geadresseerde,
f. de gebruikelijke aanduiding van de aard der goederen en de wijze van verpakking en, voor
gevaarlijke goederen, hun algemeen erkende benaming,
g. het aantal colli, hun bijzondere merken en hun nummers,
h. het bruto-gewicht of de op andere wijze aangegeven hoeveelheid van de goederen,
i. de op het vervoer betrekking hebbende kosten (vrachtprijs, bijkomende kosten, douane
rechten en andere vanaf de sluiting van de overeenkomst tot aan de aflevering opkomende
kosten),
j. de voor het vervullen van douane- en andere formaliteiten nodige instructies,
CMR Verdrag
2
k. de aanduiding, dat het vervoer, ongeacht enig tegenstrijdig beding, is onderworpen aan de
bepalingen van dit Verdrag. - Als het geval zich voordoet, moet de vrachtbrief nog de volgende aanduidingen bevatten:
a. het verbod van overlading,
b. de kosten, welke de afzender voor zijn rekening neemt,
c. het bedrag van het bij de aflevering van de goederen te innen remboursement,
d. de gedeclareerde waarde der goederen en het bedrag van het bijzonder belang bij de
aflevering,
e. de instructies van de afzender aan de vervoerder voor wat betreft de verzekering der
goederen,
f. de overeengekomen termijn, binnen welke het vervoer moet zijn volbracht,
g. de lijst van bescheiden, welke aan de vervoerder zijn overhandigd. - De partijen kunnen in de vrachtbrief iedere andere aanduiding, welke zij nuttig achten,
opnemen.
HOOFDSTUK IV Aansprakelijkheid van de vervoerder
Art. 17. - De vervoerder is aansprakelijk voor geheel of gedeeltelijk verlies en voor beschadiging van
de goederen, welke ontstaan tussen het ogenblik van de inontvangstneming van de goederen
en het ogenblik van de aflevering, alsmede voor vertraging in de aflevering. - De vervoerder is ontheven van deze aansprakelijkheid, indien het verlies, de beschadiging
of de vertraging is veroorzaakt door schuld van de rechthebbende, door een opdracht van
deze, welke niet het gevolg is van schuld van de vervoerder, door een eigen gebrek van de
goederen of door omstandigheden, die de vervoerder niet heeft kunnen vermijden en waarvan
hij de gevolgen niet heeft kunnen verhinderen. - De vervoerder kan zich niet aan zijn aansprakelijkheid onttrekken door een beroep te doen
op gebreken van het voertuig, waarvan hij zich bedient om het vervoer te bewerkstelligen, of
op fouten van de persoon, van wie hij het voertuig heeft gehuurd of van diens
ondergeschikten. - Met inachtneming van artikel 18, tweede tot vijfde lid, is de vervoerder ontheven van zijn
aansprakelijkheid, wanneer het verlies of de beschadiging een gevolg is van de bijzondere
gevaren, eigen aan één of meer van de volgende omstandigheden:
a. gebruik van open en niet met een dekzeil afgedekte voertuigen, wanneer dit gebruik
uitdrukkelijk is overeengekomen en in de vrachtbrief is vermeld;
b. ontbreken of gebrekkigheid van de verpakking bij goederen, die door hun aard aan
kwaliteitsverlies of beschadiging zijn blootgesteld, wanneer zij niet of slecht verpakt zijn;
c. behandeling, lading, stuwing of lossing van de goederen door de afzender, de geadresseerde
of personen, die voor rekening van de afzender of de geadresseerde handelen;
d. de aard van bepaalde goederen, die door met deze aard zelf samenhangende oorzaken zijn
blootgesteld hetzij aan geheel of gedeeltelijk verlies hetzij aan beschadiging, in het bijzonder
door breuk, roest, bederf, uitdroging, lekkage, normaal kwaliteitsverlies, of optreden van
ongedierte en knaagdieren;
e. onvolledigheid of gebrekkigheid van de merken of nummers der colli;
f. vervoer van levende dieren. - Indien ingevolge dit artikel de vervoerder niet aansprakelijk is voor sommige der factoren,
die de schade hebben veroorzaakt, is hij slechts aansprakelijk in evenredigheid tot de mate,
waarin de factoren waarvoor hij ingevolge dit artikel aansprakelijk is, tot de schade hebben
bijgedragen.
CMR Verdrag
3
Art. 18. - Het bewijs, dat het verlies, de beschadiging of de vertraging door één der in artikel 17,
tweede lid, genoemde feiten is veroorzaakt, rust op de vervoerder. - Wanneer de vervoerder aantoont, dat, gelet op de omstandigheden van het geval, het verlies
of de beschadiging een gevolg heeft kunnen zijn van een of meer van de in artikel 17, vierde
lid, genoemde bijzondere gevaren, wordt vermoed dat deze daarvan de oorzaak zijn. De
rechthebbende kan evenwel bewijzen, dat de schade geheel of gedeeltelijk niet door een van
deze gevaren veroorzaakt is. - Het hierboven genoemde vermoeden bestaat niet in het in artikel 17, vierde lid, onder a,
genoemde geval, indien zich een ongewoon groot tekort of een verlies van colli voordoet. - Indien het vervoer wordt bewerkstelligd door middel van een voertuig, ingericht om de
goederen te onttrekken aan de invloed van hitte, koude, temperatuurverschillen of vochtigheid
van de lucht, kan de vervoerder geen beroep doen op het voorrecht van artikel 17, vierde lid,
onder d, tenzij hij bewijst, dat alle maatregelen, waartoe hij, rekening houdende met de
omstandigheden, verplicht was, zijn genomen met betrekking tot de keuze, het onderhoud en
het gebruik van deze inrichtingen en dat hij zich heeft gericht naar de bijzondere instructies,
die hem mochten zijn gegeven. - De vervoerder kan geen beroep doen op het voorrecht van artikel 17, vierde lid, onder f,
tenzij hij bewijst, dat alle maatregelen, waartoe hij normaliter, rekening houdende met de
omstandigheden, verplicht was, zijn genomen en dat hij zich heeft gericht naar de bijzondere
instructies, die hem mochten zijn gegeven.
Art. 19.
Er is vertraging in de aflevering, wanneer de goederen niet zijn afgeleverd binnen de
bedongen termijn of, bij gebreke van zulk een termijn, wanneer de werkelijke duur van het
vervoer, zo men rekening houdt met de omstandigheden en met name, bij gedeeltelijke lading,
met de tijd benodigd voor het verkrijgen van een volledige lading op de gebruikelijke
voorwaarden, meer tijd vergt dan een goed vervoerder redelijkerwijs behoort te worden
toegestaan.
Art. 20. - De rechthebbende kan, zonder enig nader bewijs, de goederen als verloren beschouwen,
wanneer zij niet zijn afgeleverd binnen dertig dagen na afloop van de bedongen termijn, of,
bij gebreke van zulk een termijn, binnen zestig dagen na de inontvangstneming van de
goederen door de vervoerder. - De rechthebbende kan bij ontvangst van de schadevergoeding voor de verloren goederen
schriftelijk verzoeken hem onmiddellijk te berichten ingeval de goederen worden
teruggevonden in de loop van het jaar, volgende op de betaling der schadevergoeding. Dit
verzoek wordt hem schriftelijk bevestigd. - Binnen dertig dagen na ontvangst van dit bericht kan de rechthebbende vorderen, dat de
goederen aan hem worden afgeleverd tegen betaling van de volgens de vrachtbrief
verschuldigde bedragen en tegen teruggave van de schadevergoeding, die hij heeft ontvangen,
onder aftrek van de kosten, welke in deze schadevergoeding mochten zijn begrepen, en met
van alle rechten op schadevergoeding voor vertraging in de aflevering ingevolge artikel 23 en,
indien toepasselijk, ingevolge artikel 26. - Bij gebreke hetzij van het verzoek, bedoeld in het tweede lid, hetzij van instructies gegeven
binnen de termijn van dertig dagen, bedoeld in het derde lid, of ook, indien de goederen eerst
meer dan een jaar na betaling van de schadevergoeding zijn teruggevonden, kan de vervoerder
over de goederen beschikken overeenkomstig de wet van de plaats, waar deze zich bevinden.
CMR Verdrag
4
Art. 21.
Indien de goederen aan de geadresseerde zijn afgeleverd zonder inning van het
remboursement, dat door de vervoerder volgens de bepalingen van de vervoerovereenkomst
zou moeten zijn ontvangen, is de vervoerder gehouden de afzender schadeloos te stellen tot
ten hoogste het bedrag van het remboursement, onverminderd zijn verhaal op de
geadresseerde.
Art. 22. - Indien de afzender aan de vervoerder gevaarlijke goederen aanbiedt, licht hij hem in over
de juiste aard van het gevaar, dat zij opleveren, en geeft hij, zo nodig, de te nemen
voorzorgsmaatregelen aan. Indien deze inlichting niet in de vrachtbrief is vermeld, staat het
aan de afzender of de geadresseerde met enig ander middel te bewijzen, dat de vervoerder
kennis heeft gedragen van de juiste aard van het gevaar, dat het vervoer van de voornoemde
goederen opleverde. - De gevaarlijke goederen, die niet, gegeven het bepaalde in het eerste lid van dit artikel, als
zodanig aan de vervoerder bekend waren, kunnen op ieder ogenblik en op iedere plaats door
de vervoerder worden gelost, vernietigd of onschadelijk gemaakt en wel zonder enige
schadevergoeding; de afzender is bovendien aansprakelijk voor alle kosten en schaden,
voortvloeiende uit de aanbieding ten vervoer of uit het vervoer zelf.
Art. 23. - Wanneer ingevolge de bepalingen van dit Verdrag een schadevergoeding voor geheel of
gedeeltelijk verlies van de goederen ten laste van de vervoerder wordt gebracht, wordt deze
schadevergoeding berekend naar de waarde van de goederen op de plaats en het tijdstip van
de inontvangstneming. - De waarde van de goederen wordt vastgesteld volgens de beurskoers of, bij gebreke
daarvan, volgens de gangbare marktprijs of, bij gebreke van een en ander, volgens de
gebruikelijke waarde van goederen van dezelfde aard en kwaliteit. - De schadevergoeding kan evenwel niet meer bedragen dan 25 frank voor elk ontbrekend
kilogram bruto-gewicht. Onder frank wordt verstaan de goudfrank met een gewicht van 10/31
gram van een gehalte van 0,900. - Bovendien worden de vrachtprijs, de douanerechten en de overige met betrekking tot het
vervoer der goederen gemaakte kosten, in geval van geheel verlies volledig en in geval van
gedeeltelijk verlies naar verhouding, terugbetaald; verdere schadevergoeding is niet
verschuldigd. - In geval van vertraging is, indien de rechthebbende bewijst, dat daardoor schade is
ontstaan, de vervoerder gehouden voor deze schade een vergoeding te betalen, die niet meer
kan bedragen dan de vrachtprijs. - Hogere vergoedingen kunnen slechts worden gevorderd in geval van aangifte van de
waarde der goederen of van een bijzonder belang bij de aflevering, overeenkomstig de
artikelen 24 en 26.
Art. 24.
De afzender kan tegen betaling van een overeengekomen toeslag in de vrachtbrief een waarde
van de goederen aangeven, die het maximum, vermeld in het derde lid van artikel 23,
overschrijdt. In dat geval treedt het aangegeven bedrag in de plaats van dit maximum.
Art. 25. 1. In geval van beschadiging vergoedt de vervoerder het bedrag van de
waardevermindering, berekend naar de volgens artikel 23, eerste, tweede en vierde lid
vastgestelde waarde der goederen.
CMR Verdrag
5 - De schadevergoeding beloopt evenwel niet meer dan de volgende bedragen:
a. indien de gehele zending door de beschadiging in waarde is verminderd, het bedrag, dat zij
zou hebben belopen in geval van geheel verlies;
b. indien slechts een gedeelte van de zending door de beschadiging in waarde is verminderd,
het bedrag, dat zij zou hebben belopen in geval van verlies van het in waarde verminderd
gedeelte.
Art. 26. - De afzender kan tegen betaling van een overeengekomen toeslag het bedrag van een
bijzonder belang bij de aflevering voor het geval van verlies of beschadiging en voor dat van
overschrijding van de overeengekomen termijn, vaststellen door vermelding van dit bedrag in
de vrachtbrief. - Indien een bijzonder belang bij de aflevering is aangegeven, kan, onafhankelijk van de
schadevergoedingen, bedoeld in de artikelen 23, 24 en 25, en tot ten hoogste het bedrag van
het aangegeven belang, een schadevergoeding worden gevorderd gelijk aan de bewezen
bijkomende schade.
Art. 27. - De rechthebbende kan over het bedrag der schadevergoeding rente vorderen. Deze rente,
ten bedrage van vijf procent per jaar, loopt vanaf de dag waarop de vordering schriftelijk bij
de vervoerder is ingediend of, indien dit niet is geschied, vanaf de dag waarop zij in rechte
aanhangig is gemaakt. - Wanneer de bedragen, die tot grondslag voor de berekening der schadevergoeding dienen,
niet zijn uitgedrukt in de munt van het land, waar de betaling wordt gevorderd, geschiedt de
omrekening volgens de koers van de dag en de plaats van betaling der schadevergoeding.
Art. 28. - Wanneer het verlies, de beschadiging of de vertraging, ontstaan in de loop van een aan dit
Verdrag onderworpen vervoer, volgens de toepasselijke wet kan leiden tot een vordering, die
niet op de vervoerovereenkomst is gegrond, kan de vervoerder zich beroepen op de
bepalingen van dit Verdrag, die zijn aansprakelijkheid uitsluiten of de verschuldigde
schadevergoedingen vaststellen of beperken. - Wanneer de niet op de vervoerovereenkomst berustende aansprakelijkheid voor verlies,
beschadiging of vertraging, van één der personen voor wie de vervoerder ingevolge artikel 3
aansprakelijk is, in het geding is, kan deze persoon zich eveneens beroepen op de bepalingen
van dit Verdrag, die de aansprakelijkheid van de vervoerder uitsluiten of de verschuldigde
schadevergoedingen vaststellen of beperken.
Art. 29. - De vervoerder heeft niet het recht om zich te beroepen op de bepalingen van dit hoofdstuk,
die zijn aansprakelijkheid uitsluiten of beperken of die de bewijslast omkeren, indien de
schade voortspruit uit zijn opzet of uit schuld zijnerzijds, welke volgens de wet van het
gerecht, waar de vordering aanhangig is, met opzet gelijkgesteld wordt. - Hetzelfde geldt bij opzet of schuld van de ondergeschikten van de vervoerder of van alle
andere personen, van wier diensten hij voor de bewerkstelliging van het vervoer gebruik
maakt, wanneer deze ondergeschikten of deze andere personen handelen in de uitoefening van
hun werkzaamheden. In dat geval hebben deze ondergeschikten of andere personen eveneens
niet het recht om zich, voor wat hun persoonlijke aansprakelijkheid betreft, te beroepen op de
bepalingen van dit hoofdstuk, als omschreven in het eerste lid.
CMR Verdrag
6
HOOFDSTUK V Vorderingen in en buiten rechte
Art. 30. - Indien de geadresseerde de goederen in ontvangst heeft genomen zonder dat hij ten
overstaan van de vervoerder de staat daarvan heeft vastgesteld of zonder dat hij, indien het
zichtbare verliezen of beschadigingen betreft, uiterlijk op het ogenblik van de aflevering, of,
indien het onzichtbare verliezen of beschadigingen betreft, binnen zeven dagen na de
aflevering, zon- en feestdagen niet inbegrepen, voorbehouden ter kennis van de vervoerder
heeft gebracht, waarin de algemene aard van het verlies of de beschadiging is aangegeven,
wordt hij behoudens tegenbewijs geacht de goederen te hebben ontvangen in de staat als
omschreven in de vrachtbrief. De bovenbedoelde voorbehouden moeten, indien het
onzichtbare verliezen of beschadigingen betreft, schriftelijk worden gemaakt. - Wanneer de staat van de goederen door de geadresseerde ten overstaan van de vervoerder is
vastgesteld, is geen tegenbewijs tegen het resultaat van deze vaststelling toegelaten, tenzij het
onzichtbare verliezen of beschadigingen betreft en de geadresseerde schriftelijke
voorbehouden ter kennis van de vervoerder heeft gebracht binnen zeven dagen, zon- en
feestdagen niet inbegrepen, na deze vaststelling. - Bij vertraging in de aflevering is schadevergoeding alleen verschuldigd, indien binnen een
termijn van 21 dagen nadat de goederen ter beschikking van de geadresseerde zijn gesteld,
een schriftelijk voorbehoud ter kennis van de vervoerder is gebracht. - Bij het bepalen van de termijnen ingevolge dit artikel wordt de datum van aflevering of, al
naar het geval, de datum van vaststelling of die van terbeschikkingstelling niet meegerekend. - De vervoerder en de geadresseerde verlenen elkaar alle redelijke faciliteiten voor de nodige
vaststellingen en onderzoekingen.
Art. 31. - Alle rechtsgedingen, waartoe het aan dit Verdrag onderworpen vervoer aanleiding geeft,
kunnen door de eiser behalve voor de gerechten van de bij dit .Verdrag partij zijnde landen,
bij beding tussen partijen aangewezen, worden gebracht voor de gerechten van het land op het
grondgebied waarvan:
a. de gedaagde zijn gewone verblijfplaats, zijn hoofdzetel of het filiaal of agentschap heeft,
door bemiddeling waarvan de vervoerovereenkomst is gesloten, of
b. de plaats van inontvangstneming der goederen of de plaats bestemd voor de aflevering der
goederen, is gelegen; zij kunnen voor geen andere gerechten worden gebracht. - Wanneer in een rechtsgeding, bedoeld in het eerste lid van dit artikel, een vordering
aanhangig is voor een volgens dat lid bevoegd gerecht, of wanneer in een zodanig geding
door een zodanig gerecht een uitspraak is gedaan, kan geen nieuwe vordering omtrent
hetzelfde onderwerp tussen dezelfde partijen worden ingesteld, tenzij de uitspraak van het
gerecht, waarvoor de eerste vordering aanhangig is gemaakt, niet vatbaar is voor
tenuitvoerlegging in het land, waarin de nieuwe vordering wordt ingesteld. - Wanneer in een rechtsgeding, bedoeld in het eerste lid van dit artikel, een uitspraak, gedaan
door een gerecht van een bij het Verdrag partij zijnd land, in dat land uitvoerbaar is geworden,
wordt zij eveneens uitvoerbaar in elk ander bij het Verdrag partij zijnd land, zodra de aldaar
terzake voorgeschreven formaliteiten zijn vervuld. Deze formaliteiten kunnen geen
hernieuwde behandeling van de zaak meebrengen. - De bepalingen van het derde lid van dit artikel zijn van toepassing op uitspraken op
tegenspraak gewezen, op uitspraken bij verstek en op schikkingen, aangegaan ten overstaan
van de rechter, maar zij zijn niet van toepassing op uitspraken die slechts bij voorraad
uitvoerbaar zijn, noch op veroordelingen tot vergoedingen van schaden en interessen, welke
CMR Verdrag
7
boven de kosten zijn uitgesproken tegen een eiser wegens de gehele of gedeeltelijke afwijzing
van zijn vordering. - Van onderdanen van bij het Verdrag partij zijnde landen, die hun woonplaats of een bedrijf
hebben in een van deze landen, kan geen zekerheidstelling voor de betaling der proceskoten
worden gevorderd in rechtsgedingen, waartoe een aan dit Verdrag onderworpen vervoer
aanleiding geeft.
Art. 32. - De rechtsvorderingen, waartoe een aan dit Verdrag onderworpen vervoer aanleiding geeft,
verjaren door verloop van een jaar. In geval van opzet of van schuld, welke volgens de wet
van het gerecht, waarvoor de vordering aanhangig is, met opzet gelijkgesteld wordt, is de
verjaringstermijn drie jaar. De verjaring loopt:
a. in geval van gedeeltelijk verlies, beschadiging of vertraging, vanaf de dag, waarop de
goederen zijn afgeleverd;
b. in geval van volledig verlies, vanaf de dertigste dag na afloop van de bedongen termijn of,
bij gebreke van zulk een termijn, vanaf de zestigste dag na de inontvangstneming van de
goederen door de vervoerder;
c. in alle andere gevallen, na afloop van een termijn van drie maanden na de sluiting der
vervoerovereenkomst. De hierboven als begin van de verjaring aangegeven dag wordt niet
begrepen in de verjaringstermijn. - Een schriftelijke vordering schorst de verjaring tot aan de dag, waarop de vervoerder de
vordering schriftelijk afwijst en de daarbij gevoegde stukken terugzendt. In geval van
gedeeltelijke aanvaarding van de vordering hervat de verjaring haar loop alleen voor het deel
van de vordering, dat betwist blijft. Het bewijs van ontvangst van de vordering of van het
antwoord en van het terugzenden der stukken rust op de partij, die dit feit inroept. Verdere, op
hetzelfde onderwerp betrekking hebbende vorderingen schorsen de verjaring niet. - Met inachtneming van de bepalingen van het tweede lid, wordt de schorsing van de
verjaring beheerst door de wet van het gerecht waarvoor de zaak aanhangig is. Hetzelfde geldt
voor de stuiting van de verjaring. - Een verjaarde vordering kan ook niet meer in de vorm van een vordering in reconventie of
van een exceptie worden geldend gemaakt.
Art. 33.
De vervoerovereenkomst kan een bepaling bevatten inzake het toekennen van bevoegdheid
aan een scheidsgerecht, mits deze bepaling inhoudt, dat het scheidsgerecht dit Verdrag zal
toepassen.
HOOFDSTUK VI Bepalingen nopens vervoer verricht door opvolgende vervoerders
Art. 34.
Indien een vervoer, onderworpen aan één enkele overeenkomst, wordt bewerkstelligd door
opvolgende wegvervoerders, worden de tweede en ieder van de volgende vervoerders door
inontvangstneming van de goederen en van de vrachtbrief partij bij de overeenkomst op de
voorwaarden van de vrachtbrief en wordt ieder van hen aansprakelijk voor de
bewerkstelliging van het gehele vervoer.
Art. 35. - De vervoerder, die de goederen van de voorafgaande vervoerder in ontvangst neemt,
overhandigt hem een gedateerd en ondertekend ontvangstbewijs. Hij moet zijn naam en adres
CMR Verdrag
8
op het tweede exemplaar van de vrachtbrief vermelden. Indien daartoe aanleiding is, tekent hij
op dat exemplaar alsmede op het ontvangstbewijs soortgelijke voorbehouden aan als die,
bedoeld in artikel 8, tweede lid. - De bepalingen van artikel 9 zijn op de betrekkingen tussen opvolgende vervoerders van
toepassing.
Art. 36.
Behoudens in het geval van een eis in reconventie of van een exceptie, opgeworpen in een
rechtsgeding inzake een eis, welke is gebaseerd op dezelfde vervoerovereenkomst, kan de
vordering tot aansprakelijkstelling voor verlies, beschadiging of vertraging slechts worden
gericht tegen de eerste vervoerder, de laatste vervoerder of de vervoerder, die het deel van het
vervoer bewerkstelligde, gedurende hetwelk het feit, dat het verlies, de beschadiging of de
vertraging heeft veroorzaakt, zich heeft voorgedaan; de vordering kan tegelijkertijd tegen
verschillenden van deze vervoerders worden ingesteld.
Art. 37.
De vervoerder, die een schadevergoeding heeft betaald uit hoofde van de bepalingen van dit
Verdrag, heeft recht van verhaal voor de hoofdsom, rente en kosten tegen de vervoerders, die
aan de uitvoering van de vervoerovereenkomst hebben deelgenomen, overeenkomstig de
volgende bepalingen:
a. de vervoerder, door wiens toedoen de schade is veroorzaakt, draagt de schadevergoeding
alleen, onverschillig of deze door hemzelf of door een andere vervoerder is betaald;
b. wanneer de schade is veroorzaakt door toedoen van twee of meer vervoerders, moet ieder
van hen een bedrag betalen in verhouding tot zijn deel van de aansprakelijkheid; indien
begroting van de delen der aansprakelijkheid niet mogelijk is, is ieder van hen aansprakelijk
in verhouding tot het hem toekomende deel van de beloning voor het vervoer;
c. indien niet kan worden vastgesteld, aan wie van de vervoerders de aansprakelijkheid moet
worden toegerekend, wordt het bedrag van de schadevergoeding verdeeld tussen alle
vervoerders, in de verhouding bepaald onder b.
Art. 38.
Indien een van de vervoerders insolvent is, wordt het door hem verschuldigde deel, dat hij niet
heeft betaald, tussen alle andere vervoerders verdeeld in verhouding tot hun beloning.
Art. 39. - De vervoerder, op wie verhaal wordt uitgeoefend ingevolge de artikelen 37 en 38, is niet
gerechtigd de gegrondheid van de betaling door de vervoerder, die het verhaal uitoefent, te
betwisten, wanneer de schadevergoeding is vastgesteld bij rechterlijke uitspraak, mits hij
behoorlijk van het rechtsgeding in kennis is gesteld en hij gelegenheid heeft gehad om zich
daarin te voegen of tussen te komen. - De vervoerder, die verhaal wil uitoefenen, kan zulks doen voor het bevoegde gerecht van
het land, waarin een van de betrokken vervoerders zijn gewone verblijfplaats, zijn hoofdzetel
of het filiaal of agentschap heeft, door bemiddeling waarvan de vervoerovereenkomst is
gesloten. Het verhaal kan in een en hetzelfde geding tegen alle betrokken vervoerders worden
gericht. - De bepalingen van artikel 31, derde en vierde lid, zijn van toepassing op rechterlijke
uitspraken, gegeven terzake van het verhaal ingevolge de artikelen 37 en 38. - De bepalingen van artikel 32 zijn van toepassing op het verhaal tussen vervoerders. De
verjaring loopt evenwel hetzij vanaf de dag van een rechterlijke einduitspraak tot vaststelling
CMR Verdrag
9
van de ingevolge de bepalingen van dit Verdrag te betalen schadevergoeding hetzij, bij
gebreke van zulk een uitspraak, vanaf de dag waarop de betaling is geschied.
Art. 40.
De vervoerders kunnen onderling een van de artikelen 37 en 38 afwijkende
regeling bedingen.
HOOFDSTUK VII Nietigheid van bedingen in strijd met het Verdrag
Art. 41. - Behoudens de bepalingen van artikel 40 is nietig ieder beding, dat middellijk of
onmiddellijk afwijkt van de bepalingen van dit Verdrag. De nietigheid van dergelijke
bedingen heeft niet de nietigheid van de overige bepalingen van de overeenkomst tot gevolg. - In het bijzonder is nietig ieder beding, door hetwelk de vervoerder zich de rechten uit de
verzekering der goederen laat overdragen of ieder ander beding van dergelijke strekking,
evenals ieder beding, dat de bewijslast verplaatst.
HOOFDSTUK VIII Slotbepalingen
Art. 42. - Dit Verdrag staat open voor ondertekening of toetreding door landen die lid zijn van de
Economische Commissie voor Europa en landen, die overeenkomstig paragraaf 8 van het
mandaat van deze Commissie met raadgevende stem tot de Commissie zijn toegelaten. - De landen, die overeenkomstig paragraaf 11 van het mandaat van deze Commissie aan
zekere werkzaamheden van de Economische Commissie voor Europa kunnen deelnemen,
kunnen partij bij dit Verdrag worden door toetreding na de inwerkingtreding. - Het Verdrag zal voor ondertekening openstaan tot en met 31 augustus 1956. Na deze datum
zal het openstaan voor toetreding. - Dit Verdrag zal worden bekrachtigd.
- Bekrachtiging of toetreding geschiedt door nederlegging van een akte bij de Secretaris
Generaal van de Verenigde Naties.
Art. 43. - Dit Verdrag treedt in werking op de negentigste dag, nadat vijf landen, als bedoeld in het
eerste lid van artikel 42, hun akte van bekrachtiging of van toetreding hebben nedergelegd. - Voor ieder land, dat het Verdrag bekrachtigt of ertoe toetreedt, nadat vijf landen hun akte
van bekrachtiging of van toetreding hebben nedergelegd, treedt dit Verdrag in werking op de
negentigste dag na de nederlegging van de akte van bekrachtiging of toetreding door het
genoemde land.
Art. 44. - Iedere Verdragsluitende Partij kan dit Verdrag opzeggen door middel van een tot de
Secretaris-Generaal van de Verenige Naties gerichte kennisgeving. - De opzegging heeft rechtsgevolg twaalf maanden na de datum, waarop de Secretaris
Generaal de kennisgeving heeft ontvangen.
Art. 45.
CMR Verdrag
10
Indien na de inwerkingtreding van dit Verdrag het aantal Verdragsluitende Partijen
tengevolge van opzeggingen is teruggebracht tot minder dan vijf, houdt de werking van dit
Verdrag op van de datum af, waarop de laatste opzegging rechtsgevolg heeft.
Art. 46. - Ieder land kan bij de nederlegging van zijn akte van bekrachtiging of toetreding of te eniger
tijd daarna, door middel van een tot de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties gerichte
kennisgeving verklaren, dat dit Verdrag van toepassing zal zijn op alle of een deel van de
gebieden, welker internationale betrekkingen het behartigt.
Het Verdrag is op het gebied of de gebieden, vermeld in de kennisgeving, van toepassing met
ingang van de negentigste dag na ontvangst van deze kennisgeving door de Secretaris
Generaal of, indien het Verdrag op die datum nog niet in werking is getreden, met ingang van
de dag der inwerkingtreding. - Ieder land, dat overeenkomstig het vorige lid een verklaring heeft afgelegd, waardoor dit
Verdrag van toepassing wordt op een gebied, welks internationale betrekkingen het behartigt,
kan overeenkomstig artikel 44 het Verdrag, voor wat dat gebied betreft, opzeggen.
Art. 47.
Ieder geschil tussen twee of meer Verdragsluitende Partijen betreffende de uitleg of de
toepassing van dit Verdrag, dat de Partijen niet door middel van onderhandelingen of door
andere middelen hebben kunnen regelen, kan op verzoek van één der betrokken
Verdragsluitende Partijen ter beslissing worden voorgelegd aan het Internationale
Gerechtshof.
Art. 48. - Iedere Verdragsluitende Partij kan op het tijdstip, waarop zij dit Verdrag ondertekent of
bekrachtigt of ertoe toetreedt, verklaren dat zij zich niet door artikel 47 van het Verdrag
gebonden acht. De andere Verdragsluitende Partijen zijn niet door artikel 47 gebonden
tegenover een Verdragsluitende Partij, die zulk een voorbehoud heeft gemaakt. - Iedere Verdragsluitende Partij die een voorbehoud overeenkomstig het eerste lid heeft
gemaakt, kan te allen tijde dit voorbehoud intrekken door een tot de Secretaris-Generaal van
de Verenigde Naties gerichte kennisgeving. - Geen enkel ander voorbehoud ten aanzien van dit Verdrag is toegestaan.
CMR Verdrag
1